FAMILIEWAPEN VAN MEIRHAEGHE

 

Meermin en dolfijn 




 

A.    MEERMIN

 

 

 

 

  

 

Op 1 maart 1984 werd het nieuw familiewapen *Van* Meirhaeghe, dat grafisch ontworpen werd door wijlen dr. E. Warlop, archivaris van het Rijksarchief Kortrijk, door het Heraldisch College van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, officieel als oud familiewapen goedgekeurd en onder het nr. 41 geregistreerd.  Aan de aanvragers, Jan en Herman Meirhaeghe, werd samen met de afbeelding ook de wapenbrief bezorgd die hierna volgt:

 

 

Op aanvraag van Jan Meirhaeghe, Europastraat 15, Ingelmunster, werd na grondig onderzoek op heraldisch, historisch en genealogisch gebied nevenstaand oud wapen geregistreerd door publicatie in Vlaamse Stam.  De beschrijving van dit wapen luidt:

 

In lazuur een omgewende zeemeermin van goud.  Het schild getopt met een helm van zilver, getralied, gehalsband en omboord van goud, gevoerd en gehecht van keel, met wrong en dekkleden van goud en van lazuur, en als helmteken een dolfijn van goud, gebaard, gevind en gestaart van keel.

 

Wapenbrief afgeleverd aan: Jan Meirhaeghe.

Nummer van de registrering: 41.

Antwerpen, 1 maart 1984.

Handtekeningen van de voorzitter en de secretaris

van het Heraldisch College.

 

 

In Vlaamse Stam, het maandblad van de Vlaamse Vereniging voor Familiekunde, werd ons familiewapen afgedrukt, samen met de stamreeks of voorouderreeks vanaf  Lodewijck Van Meerhaeghe (1460 -1532) (zie verder X.6) tot en met Jan en Herman Meirhaeghe, auteurs van deze genealogie en aanvragers van het familiewapen [1].

Ons familiewapen werd als oud wapen geregistreerd omdat het een bestaand wapen is dat door een rechtstreekse voorvader werd gebruikt, m.n. door de voornoemde Lodewijck Van Meerhaeghe. We moesten dus voor het Heraldisch College onze rechtstreekse afstamming van Lodewijck waterdicht kunnen bewijzen, want het spreekt vanzelf dat men zich niet zomaar willekeurig een bestaand wapen mag toeëigenen. Deze Lodewijck Van Meerhaeghe is, zoals eerder gezegd, de stamvader van alle Meirhaeghes met of zonder Van en hoe hun naam ook moge gespeld zijn, die vandaag de dag in leven zijn.  In principe mogen zij dus allen dit familiewapen dragen.

 

          

 

Familiewapen Van Meirhaeghe

 

Hoe en waar werd het oorspronkelijk familiewapen aangetroffen?   Een eerste aanwijzing vonden we in de genealogie van de familie de Schietere de Lophem [2].  De de Schieteres waren een aloude Wortegemse clan die, zoals we zullen zien, door talrijke huwelijken met de clan Van Meirhaeghe verbonden was en waarvan een tak naderhand geadeld werd.  Een voetnoot in L’histoire de la Famille de Schietere vermeldt :  Van Meerhaeghe: d’argent au dauphin d’azur.  Het familiewapen Van Meerhaeghe zou dus een azuurblauwe dolfijn op een veld of achtergrond van zilver dragen.  De auteur voegt daar echter aan toe : toutefois Loy Van Meerhaeghe, homme de fief de la seigneurie de Walhem à Wortegem scellait d’une sirène - of vertaald :  Loy Van Meerhaeghe, leenman van de heerlijkheid van Walem te Wortegem zegelde evenwel met een meermin.  Loy of Lodewijck hechtte zijn zegel aan een oorkonde die bewaard wordt in het archief van de Sint-Walburgakerk te Oudenaarde, dat aldaar in de dekenij berust [3]. Aan de bedoelde oorkonde, die dateert van 1520, zijn vijf gave lakzegels bevestigd; op het vijfde zegel herkennen we meteen het bewuste zeemeerminnetje : goed geschapen vrouwelijk bovenlijfje met alles erop en eraan, en een sierlijke vissenstaart [4]. De meermin wordt afgebeeld zoals ze in de heraldiek altijd wordt voorgesteld : de beide armen opgeheven, terwijl ze in de linker en de rechter hand respectievelijk een ronde spiegel en een kam vasthoudt. Hieronder volgt de tekst van de bedoelde oorkonde, waarin o.m. sprake is van grond liggende in de Merhaghe die toebehoorde aan de kerk van Sint-Walburga te Oudenaarde :

 

  

Ic Francoys Vander Wostijnen als bayliu ende wettelyck maender van mijnen heere van Sente Pieters buten Ghendt ende dit van huerlieder heerlychede van Walem inde prochye van Wortighem, ende wij Pieter Vanden Dorpe, Jan Vennins, Gillis Vanden Dijcke ende Loy van Merhaghe als schepenen van Walem in desen tijt, maken cont ende kennelyc dat wij int jaer xv-c ende twintich (1520) den lesten dach van mey, int selve jaer ghevisenteert ende besocht hebben, als lychame van wette, van alsulcke X-c X (110) roen lants als de kercke van Sente Wouborghen binnen Audenaerde heeft ligghende onder de heerlijchede van Walem, jaerlicx daer huut gaende den heere van Sente Pieters vande heerlijcher renten, ligghende inden roup van Stevin Vandermersch, twee mueykins ende half evenen ende xvij (17) penninck renten, ligghende in Merhaghe (…) So hebben wij bayliu ende schepenen bovenghenompt, ter begheerten van heer Arent De Bye als bediender vander capellen van Sente Michiels, in desen tijt desen letter van certificacyen gheteekent elc met onser handt naer costume ende gheseghelt met onsen seghelen.

 

Het meerminwapen waarmee Loy of Lodewijck Van Meerhaeghe (X.6) zegelde zou tot sprekende familiewapens kunnen gerekend worden.  Hiermee wordt bedoeld dat de afgebeelde wapenfiguur de naam  - of dit geval een deel van de familienaam - als het ware vertaalt in een aanschouwelijke afbeelding.  Zo droeg de Wortegemnaar Pieter Vande Wiele een wiel in zijn familiewapen, een sprekend voorbeeld van een sprekend familiewapen.  Het patroniem Van Meirhaeghe is echter heel wat moeilijker door een figuur of tekening voor te stellen en alleen het eerste deel van onze naam – meer - zou dan door middel van een meermin uitgebeeld worden. Voor het tweede deel  - haeghe – werd geen aanschouwelijk beeld gezocht, gevonden  of gebruikt [5].

 

                       

 

                         Oorkonde schepenbank  Walem 1520                     Zegel van Lodewijck Van Meerhaghe

 

Zoals we verderop zullen zien, woonde Lodewijck Van Meerhaghe (X.6) te Wortegem op het goed te Cauwenborghe en zijn eigendommen waren up Cauborre of Cauwenborre de cautere gelegen.  Tussen zijn bezittingen noteren we ook XI (11) honderdlands ghenampt den meerman en II (2) honderdlands inden meerman [6]. Hij had deze bezittingen geërfd van zijn vader, die eveneens Lodewijck Van Meerhaeghe heette (IX.3). In de staat van goed van laatstgenoemde treffen we beide stukken grond reeds aan: X (10) honderlands int stick ghenaempt den meerman en noch X honderdlands int stick ghenaempt den meerman [7].  Deze bezittingen kwamen later in het bezit van Philips Vande Wiele, die huwde met Agnees Van Meerhaghe (XI.2.2), kleindochter van Lodewijck Van Meerhaghe (X.6).  Een citaat uit het renteboek van Sint-Pieters te Walem uit 1573 : Philips Vande Wiele over (zijn schoonvader) Rogier Van Merhaghe over Lodewick Van Merhaghe: viij honderdlands in mannyns velt den meyrman  [8].

Vader Lodewijck en zoon Lodewijck Van Meerhaghe bezaten dus gronden die de merkwaardige naam Meerman droegen.  Een meerman is uiteraard de mannelijke partner van de meermin. Zou er een verband zijn tussen de akker die de naam meerman droeg en de meermin van het zegel?   Maar waarom dan als wapenfiguur een meermin en geen meerman gekozen als familiewapen?  En waarom had men uitgerekend aan een stuk akkerland – en bv. niet aan een vijver of poel - de naam meerman gegeven?  Of deden er op en rond de Cau(wen)borre – wat niet alleen veld dat slecht beschut is tegen de koude noorder- of oostenwind, maar ook koude bron kan betekenen – verhalen de ronde over watergeesten, meermannen en meerminnen die deze kouwe born bewoonden?  Had Lodewijck zijn familiewapen geërfd van een voorvader die om nog andere redenen gekozen had voor dit fascinerend en raadselachtig mengwezen, half mens, half vis, waarvan niet alleen in de oude mythologieën en religies overvloedig sprake is, maar waarover in die dagen ook tal van legenden in Vlaanderen – en vooral aan de Vlaamse kust - de ronde deden ?[9] Of vonden de Van Meirhaeghes dichter bij huis inspiratie? Zo bestond er te Oudenaarde toentertijd op de Garenmarkt een herberg die De Meerminne heette. Bleef onze stamvader er plakken wanneer hij naar de stad trok? In de plaatselijke optochten namen ook figuranten deel die als meermin of meerman verkleed waren, zoals Licke, de nar van de heer van Schorisse, die een dergelijk zot habyt liet maken om ermee in 1445 in de jaarlijkse Sacramentsprocessie op te stappen? [10]

 

Het zegel aan de voormelde oorkonde biedt geen informatie omtrent de  kleuren van Lodewijcks wapen.  Voor ons nieuwe familiewapen werd gekozen voor een  meermin van goud op een veld van lazuur (blauw).  Deze kleuren werden niet willekeurig, maar welbewust gekozen : ze werden ontleend aan het gemeentewapen van  Wortegem dat een gouden zonnebloem op een blauw veld draagt.  Zo verwijzen de kleuren van ons familiewapen naar de bakermat van het geslacht Van Meirhaeghe. De kleur blauw kan bovendien, net als de meermin, met het element water in onze familienaam geassocieerd worden.

 

En Lodewijck was niet de enige die met een meermin zegelde.  Ook het zegel van zijn generatie- en leeftijdgenoot én achterneef  meester Symoen Van Meerhaghe (IX.1.1), pastoor van Wortegem, droeg een meermin.  Het Fonds Varlez bevat o.m. een tsartere of charter dat in 1514 eigenhandig door Symoen geschreven werd [11].  De slotformule luidt:  in kennessche der waerheden so hebbe ic mijn hantteekenen ghestelt ende mijn zeghel hier an huytghehanghende.  Onder de tekst prijkt inderdaad de gracieuze handtekening van heer Symoen en onderaan het document  uithangende, zijn gaaf zegel met zijn familiewapen: de meermin (zie illustraties).

 

                  

       

                                                         Handschrift meester Symoen Van Meerhaeghe            Zegel van Symoen Van Meerhaeghe

 

Het archief van de Sint-Pietersabdij, rustend in het Rijksarchief Gent, bevat een originele oorkonde uit 1544 waaraan oorspronkelijk vijf zegels bevestigd waren, m.n. die van Jan Van Heilbrouck, baljuw van Walem, en zijn schepenen Pauwel Vanden Dorpe, Pieter Vande Wiele, Jan  Vande Woestijne en  Pieter Van Meerhaeghe [12].  Slechts drie zegels bleven bewaard; twee zegels – o.m. dat van Pieter Van Meerhaeghe - zijn jammer genoeg verdwenen.  Pieter Van Meerhaeghe was de zoon van bovengenoemde Lodewijck en de kans is dus groot dat ook hij met een meermin zegelde.

 

Familiewapens worden van vader op zoon (of dochter) overgedragen. Vanuit dit perspectief zouden Lodewijck en Symoen Van Meerhaghe, die achterneven waren, hun familiewapen via hun respectieve vader en grootvader kunnen geërfd hebben van hun gemeenschappelijke overgrootvader Willem Van Meirhaeghe (VII.1), die te Wortegem leefde van 1370 tot 1417 (zie verder: stamtafel).  Dit zou betekenen dat het meerminzegel reeds omstreeks het jaar 1400 in de familie gebruikt werd.  Misschien kunnen we deze hypothese ooit nog eens bevestigen of weerleggen. Het Fonds Varlez bevat verder nog een oorkonde uit 1349 waarin Jan Van Meerhaghe (V.2),  samen met drie collega’s genoemd wordt als schepen van de heerlijkheid van Walem [13]. De vijf zegels – inclusief dat van de baljuw - waarmee zij deze oorkonde waarmerkten, zijn helaas verloren gegaan. We weten dus alleen dàt Jan Van Meerhaghe zegelde en dat hij dus per definitie een familiewapen moet gehad hebben. Zou hij halfweg de 14de eeuw reeds met een meermin gezegeld hebben?

 

Wapenspreuk

 

 

Bij een familiewapen hoort ook een wapenspreuk, zoals Je Maintiendrai bij het Nederlandse en Eendracht maakt Macht bij het Belgische wapen hoort.  Een wapenspreuk of devies staat meestal op een fladderend lint of bandelier onderaan het wapen afgebeeld. Soms zijn het korte bevestigingen (Dieu et mon droit bij de Engelse koningen), terechtwijzingen (Honi soit qui mal y pense bij de Orde van de Kousenband) etc... Meestal staan zij echter in verband met de wapenfiguur [14].  We hebben lang nagedacht over een passende wapenspreuk, eentje die niet al te gezwollen zou klinken. Tenslotte kozen we voor een devies dat geïnspireerd is door de wapenfiguur, meer bepaald op wat de meermin uit ons blazoen doet : zichzelf een spiegel voorhouden.  Onze wapenspreuk kinkt als volgt in het Latijn [15] :   

 

 

In speculo primum spectare

of

Eerst in de spiegel kijken

 

 

Deze licht moraliserende spreuk betekent dat een mens er goed aan doet eerst zélf eens in de spiegel te kijken, vooraleer zijn vooroordelen op de buitenwereld te projecteren, over anderen te oordelen of het negatieve bij de ander te zoeken.  Ook het aspect bespiegeling klinkt hierin mee, d.w.z. het filosofisch beschouwen of contempleren. Onze wapenspreuk is ook een variant op het Ken uzelf, van de Oude Grieken. Over de zeer rijke symboliek rondom de spiegel verwijs ik naar wat ik daarover publiceerde in ’t Meerminneke, dat alhier op de website is te raadplegen [16].

 

 

 

 

B.  DOLFIJN